Ondersteund onderzoek

Het promoten en ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek naar MS is een van de belangrijke pijlers van MS-Liga Vlaanderen vzw. Om de twee jaar schrijven we een wetenschappelijke call uit waarbij we alle Vlaamse universiteiten en een aantal ziekenhuizen met een MS-revalidatiecentrum oproepen om projecten voor wetenschappelijk onderzoek in te dienen.

onderzoek

We laten ons voor de selectie van projecten bijstaan door buitenlandse experten en een wetenschappelijk adviescomité.

Hieronder geven we een overzicht van de projecten die de voorbije jaren werden geselecteerd voor wetenschappelijk onderzoek.

2022-2023

In de periode 2022-2023 ontvangen 2 projecten steun van MS-Liga Vlaanderen. De onderzoekers lichten kort toe waarop de projecten zullen focussen.

Project 1: Gecombineerde cognitief-motorische telerevalidatie: een nieuwe strategie om zenuwcellen te beschermen bij multiple sclerose?

Multiple sclerose geldt in onze streken als een belangrijke oorzaak van neurologische invaliditeit bij jonge volwassenen. Onze zenuwcellen bestaan uit een cellichaam en een lange uitloper (het axon) langs waar de elektrische communicatiesignalen worden doorgegeven. Axonen zijn in normale omstandigheden bedekt met een laag myeline die zorgt voor bescherming, ondersteuning en correct functioneren van de onderliggende zenuwcel.  

Herstel van myeline? 

Op dit moment is de exacte oorzaak van multiple sclerose nog steeds niet gekend, maar we weten wel dat de ziekte voor een groot deel wordt gedreven door auto-immune ontstekingsprocessen die zich richten tegen de myeline van het centraal zenuwstelsel (d.w.z. van de hersenen, ruggenmerg en oogzenuwen). Op plaatsen waar dergelijke ontsteking plaatsvindt, zal de myeline vaak onherroepelijk verloren gaan en vervangen worden door littekenweefsel (ook wel ‘plaques’ of ‘sclerose’ genoemd).  

Het verlies van myeline wordt gezien als een belangrijke reden waarom zenuwcellen op termijn afsterven en dat geeft dan weer aanleiding tot progressieve invaliditeit. Efficiënte strategieën ontwikkelen die gericht zijn op het herstel van myeline, vormen een belangrijk doel binnen het wetenschappelijk onderzoek rond multiple sclerose. Studies met medicatie zijn op dat vlak helaas nog niet erg succesvol gebleken. Onderzoek bij proefdieren en mensen lijkt daarentegen te suggereren dat motorische revalidatie aanleiding geeft tot vorming van nieuwe myeline. De meest recente literatuur vertelt ons ook dat een combinatie van motorische en cognitieve revalidatie betere klinische resultaten geeft dan wanneer men beide trainingsprogramma’s afzonderlijk aanbiedt. In onze studie willen we onderzoeken of dit synergistisch effect (1 + 1 = 3) ook kan worden bekomen op het vlak van herstel van myeline.  

Motorische vs. cognitieve vs. cognitief-motorische training 

De studie zal negentig personen met multiple sclerose rekruteren via het Universitair Ziekenhuis Brussel en het Nationaal Multiple Sclerose Centrum in Melsbroek. Deze zullen worden gerandomiseerd naar drie groepen die elk een ander trainingsprogramma zullen volgen: motorische training alleen, cognitieve training alleen en gecombineerde cognitief-motorische training. Alle programma’s zullen lopen over 12 weken en het is de bedoeling dat de deelnemers de oefeningen zelfstandig thuis kunnen uitvoeren, onder begeleiding van regelmatige videoconsultaties. De integriteit van myeline in de hersenen zal voor en na de interventie op een niet-invasieve manier worden opgemeten aan de hand van een magnetische resonantie scanner.  

Het bevestigen van onze onderzoekshypothese (met name dat gecombineerde motorisch-cognitieve revalidatie een beter herstel van myeline oplevert dan elk van beide revalidatiemodaliteiten afzonderlijk) zou de behandelopties en prognose bij personen met multiple sclerose gevoelig kunnen verbeteren, door uitstel en/of voorkomen van verlies aan zenuwcellen.    

Hoofdaanvrager project: prof. dr. Miguel D’HAESELEER 

Co-aanvragers: prof. dr. Guy NAGELS, prof. Daphne KOS 

Co-onderzoekers: dr. Jens DEVOGELAERE, prof. Jeroen VAN SCHEPENDOM, dr. Delphine VAN LAETHEM 

Project 2: Glibberige eiwitmodificaties bij personen met MS

Auto-immuunziekten worden gekenmerkt door een verstoorde werking van het immuunsysteem waardoor onze immuuncellen het eigen lichaam aanvallen. Bij personen met MS zorgt deze verstoring ervoor dat de isolerende laag, genaamd myeline, rondom de zenuwuitlopers in de hersenen en het ruggenmerg wordt aangevallen. Dat gaat gepaard met ontstekingsreacties. Wanneer deze ontstekingsreacties niet worden geremd, zal dit leiden tot zenuwschade en zal de communicatie tussen de zenuwbanen aanzienlijk bemoeilijkt worden. Dit leidt tot typische symptomen die personen met MS vertonen, zoals vermoeidheid, krachtverlies en geheugenproblemen.  

Momenteel zijn er diverse ziekte-onderdrukkende medicijnen op de markt die ontstekingen in het zenuwstelsel kunnen bedwingen. Deze medicijnen kunnen de bovengenoemde symptomen in vroege ziektestadia aanzienlijk verminderen, maar ze zijn niet effectief tijdens de progressieve fase van de ziekte en kunnen de graduele achteruitgang bij personen met MS niet tegengaan.  

De rol van vetten en palmitoylatie? 

In eerder onderzoek toonden we aan dat lipiden, ook wel gekend als vetten, een belangrijke rol spelen in de regulatie van de ziekte- en herstelbevorderende eigenschappen van immuuncellen bij personen met MS. Onze resultaten tonen aan dat vetten uit onze voeding en vetten die worden aangemaakt door de immuuncellen zelf, een grote invloed hebben op de auto-immuunreacties bij personen met MS. Tot op vandaag is het echter nog onduidelijk welke onderliggende moleculaire mechanismen en welke vetten hiervoor verantwoordelijk zijn.  

In dit project zullen wij ontrafelen hoe de binding van een specifiek vetzuur, genaamd palmitaat, aan eiwitten bijdraagt aan ontwrichting van de beschermende functie van immuuncellen bij MS. Dit proces wordt ook wel palmitoylatie genoemd. Een toenemend aantal studies toont dat palmitoylatie cruciaal is bij het sturen van activiteit en afbraak van eiwitten, en daarmee de functie van alle cellen in ons lichaam. 

De wisselwerking van palmitoylatie en eiwitten? 

Het eerste doel van dit project is om te ontrafelen welke palmitoylatie-enzymen betrokken zijn in ziekte- en herstelbevorderende immuuncellen en welke eiwitten gepalmitoyleerd worden. De bevindingen kunnen leiden tot de identificatie van nieuwe therapeutische aanknopingspunten om ontstekingsreacties te verminderen en het herstel van zenuwbanen en myeline te bevorderen. Daarnaast onderzoeken we of de mutaties die we terugvinden bij personen met MS een invloed hebben op de palmitoylatie-status van eiwitten en hoe veranderingen in palmitoylatie van deze eiwitten de functie van immuuncellen beïnvloeden. Onze voorlopige resultaten laten al zien dat enkele veelvoorkomende mutaties, die met ziekteprogressie en een verstoorde werking van het immuunsysteem bij personen met MS worden geassocieerd, een hoge waarschijnlijkheid hebben om te leiden tot verstoorde palmitoylatie. 

Het belangrijkste doel van dit project is dus om de rol van vetten op te helderen in het sturen van immuuncellen bij personen met MS. Dat zal mogelijk leiden tot nieuwe aanknopingspunten voor therapieën die zowel de auto-immuniteit verminderen als het herstel bevorderen.    

  

Prof. Dr. Jeroen F.J. BOGIE 

Universiteit Hasselt 

2020-2021

In de periode 2020-2021 ontvingen 3 wetenschappelijke projecten ondersteuning van MS-Liga Vlaanderen. De coronacrisis speelde de onderzoekers helaas parten en nog niet elk onderzoek kon volledig afgerond worden. Hieronder brengen de onderzoekers verslag uit over de 3 projecten die de voorbije twee jaar ondersteuning kregen van MS-Liga Vlaanderen.

Project 1: Moeten de huidige trainingsrichtlijnen voor personen met MS herzien worden?

In 2018 startte onze onderzoeksgroep een project om de invloed van beweging op gezondheidsfactoren bij personen met MS te onderzoeken. Eerder onderzoek toonde namelijk aan dat personen met MS minder sporten en meer zitten ten opzichte van mensen zonder MS, en dat dit het risico op gezondheidsaandoeningen zoals overgewicht en hart-, vaat- en suikerziekte verhoogt. In eerste instantie lijken deze gezondheidsaandoeningen minder relevant in vergelijking met de neurologische ziektesymptomen (zoals o.a. problemen met wandelen, visuele stoornissen en vermoeidheid). Eerdere studies, waarbij wel 9000 personen met MS onderzocht werden, toonden echter aan dat wanneer personen één of meerdere van bovengenoemde gezondheidsaandoeningen hebben, de ziekteprogressie van MS versnelt. Dit betekent dat deze gezondheidsaandoeningen de neurologische ziektesymptomen sneller kunnen doen optreden en zelfs verergeren. Het toont aan dat we ook de preventie en behandeling van zulke gezondheidsaandoeningen moeten opnemen in elk MS-revalidatieplan. 

Wat is het effect van LIPA op personen met MS? 

Het is bekend dat wanneer personen met MS twee tot drie keer per week 40 tot 50 minuten sporten, het risico om gezondheidsaandoeningen te ontwikkelen aanzienlijk verkleint. We weten helaas ook dat veel personen met MS hier niet aan komen. Daarom voerden we een eerste studie uit waarbij personen met MS zittijd gedurende vier dagen moesten vervangen met enerzijds een intensieve fietstraining en anderzijds meer staan en rustig wandelen. Deze laatste interventie noemen we ‘LIPA’, wat staat voor light-intensity physical activity, ofwel activiteit aan een lage intensiteit zonder echt te sporten. Hierbij was het belangrijk dat de LIPA zo veel mogelijk verspreid werd over de hele dag en dat het langdurig zitten beperkt werd tot 30 minuten aan één stuk.  

De intensiteit van de fietstrainingen was zo berekend dat het energieverbruik tussen de trainings- en LIPA-conditie gelijk was. Na elke interventieperiode werden verschillende gezondheidsparameters gemeten, waaronder de suikerhuishouding, vetten in het bloed, bloeddruk en lichaamsgewicht. Hieruit bleek dat de studiedeelnemers het gemakkelijker en minder zwaar vonden om zitten te vervangen door LIPA ten opzichte van een intensieve fietstraining en dat de gezondheidseffecten identiek waren tussen de beide condities. Dit betekent dat wanneer personen met MS niet in staat zijn om voldoende te sporten, ze hun gezondheid ook duidelijk kunnen verbeteren door minder te zitten, meer te staan en rustig te wandelen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld de auto een aantal parkeerplaatsen verder zetten of tijdens de reclameblokken op TV een paar minuten rechtstaan.  

Het is wel belangrijk om in het achterhoofd te houden dat LIPA niet volstaat om functionele parameters (zoals kracht en conditie) te onderhouden of verbeteren. Hiervoor is sport nodig. De persoon met MS moet een goed evenwicht vinden tussen sport en LIPA, om zowel gezondheidsgerelateerde als functionele parameters te onderhouden en verbeteren. 

Hoe passen personen met MS hun fysieke activiteit aan bij deelname aan een trainingsprogramma?  

Op basis van de bovenstaande conclusie voerden we met behulp van MS-Liga Vlaanderen vanaf 2020 een vervolgonderzoek uit. We wilden weten op welke manier personen met MS hun fysieke activiteit aanpassen wanneer ze deelnemen aan een gestructureerd trainingsprogramma. Eerder onderzoek toonde namelijk aan dat wanneer personen met MS meer gaan sporten, hun totale fysieke activiteit niet toeneemt. Dit zou kunnen betekenen dat ze ofwel meer gaan zitten, ofwel hun fysieke activiteit buiten de trainingen op een lager pitje zetten. Deze beide compensaties zouden ervoor kunnen zorgen dat de uiteindelijke effecten van het trainingsprogramma kleiner zijn dan verwacht.  

Om na te gaan wat er precies gebeurt, lieten we personen met en zonder MS hetzelfde hardlooptrainingsprogramma uitvoeren. Hierbij moesten ze thuis trainen en kregen ze instructies via een sporthorloge op basis van hun hartslag. Hieruit bleek dat personen met MS, in tegenstelling tot personen zonder MS, meer en vooral langer aan één stuk zitten en fysieke activiteit van matig tot hoge intensiteit buiten de training beperken. Deze verschillen waren het grootst op de dagen dat er niet getraind werd. Een eerste logische verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat personen met MS meer last hadden van vermoeidheid door de trainingen. Vermoeidheid werd echter ook gemeten tijdens de studie en onze metingen toonden aan dat vermoeidheid zelfs met 21% verminderde tijdens de interventie.  

Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de personen met MS meer probeerden hun energie te verspreiden door andere activiteiten te beperken, om te voorkomen dat ze meer last zouden krijgen van vermoeidheid. Dit zou echter een dysfunctionele strategie zijn, aangezien vermoeidheid verbeterde. Dit betekent dat de vermoeidheid van personen met MS opgevolgd moet worden en dat ‘energiebesparende technieken’ op basis hiervan herzien moeten worden gedurende een trainingsprogramma. Er is echter nog verder onderzoek nodig om te achterhalen waarom personen met MS activiteiten buiten de training beperken. 

Combinatie van sport en lichte fysieke activiteit is nodig 

Op basis van onze bevindingen concluderen we dat het voor personen met MS erg belangrijk is om zowel aan LIPA als aan sport te doen. Dit betekent dat de huidige trainingsrichtlijnen herzien moeten worden omdat er momenteel enkel aandacht wordt besteed aan sport. Per persoon moet een goed evenwicht gezocht worden. Het is belangrijk om veranderingen in vermoeidheid op te volgen en het bewegingsplan hieraan aan te passen. Er is zeker nog extra onderzoek nodig om de ideale verhouding tussen LIPA en sport te achterhalen. Dit zal dan ook één van de vragen zijn die onze onderzoeksgroep in de toekomst probeert te beantwoorden. 

Prof. Dr. Bert OP ’t EIJNDE 

Drs. Ine NIESTE

Project 2: Wandelvermoeidheid bij personen met MS 

Wat is wandelvermoeidheid?

Heb jij wel eens last met langdurig stappen, bijvoorbeeld tijdens het winkelen of als je wandelt in de natuur? Iedereen heeft wel een bepaalde afstand waarbij je vermoeid geraakt en trager begint te stappen.

Wandelen kan trager verlopen dan vroeger doordat je als persoon met MS mogelijk spierzwakte, spierstijfheid of verminderd evenwicht ervaart. Dat mag je er echter niet van weerhouden om actief te zijn in het dagelijkse leven. Als je echter sterk (meer dan 10%) vertraagt tijdens een test waarbij je gevraagd wordt om gedurende 6 minuten zo snel mogelijk te stappen, dan ervaar je ‘wandelvermoeibaarheid’, ook wel ‘wandelvermoeidheid’ genoemd. Dit komt voor bij de helft van personen met MS die beperkingen ervaren in de mobiliteit tijdens het dagelijkse leven. Het kan leiden tot een vermindering van activiteiten buitenhuis zoals winkelen (zeker als de parking ver van de winkels ligt) of recreatief wandelen met huisgenoten of vrienden. Dat kan op zijn beurt leiden tot verminderde participatie en fysieke fitheid.

Wat veroorzaakt wandelvermoeidheid?

Het is niet goed bekend waarom bij sommige personen met MS wandelvermoeidheid optreedt. Het wordt niet direct veroorzaakt door een daling van de maximale spierkracht in de benen. Mogelijk is het gerelateerd aan de capaciteit van de hersenen om langdurig bewegingen te programmeren. Deze hersencapaciteit kan indirect gemeten worden met cognitieve taken (zoals gedurende meerdere minuten rekensommen maken of symbolen koppelen met getallen) of de uitvoering van pendelende beenbewegingen in zit gedurende 6 minuten, met aandacht voor de coördinatie en vlotheid.

Studie ondersteund door het Steunfonds

Het steunfonds van MS-Liga Vlaanderen ondersteunde de voorbije jaren een onderzoeksproject over dit onderwerp, geleid door de Universiteit Hasselt, faculteit Revalidatiewetenschappen en uitgevoerd in samenwerking met de Vlaamse MS-revalidatiecentra in Melsbroek (NMSC) en Pelt (Noorderhart). Dit project had als doelstelling om de betrouwbaarheid van (nieuwe) tests in de medische zorg en revalidatie na te gaan, én om te onderzoeken of dansen (waarbij je zowel je motoriek als cognitie oefent) een goede interventie kan zijn om wandelvermoeidheid te verminderen ten opzichte van balansoefeningen en stretching.

Omwille van de COVID-pandemie was er vertraging in de uitvoering van de studie door de drukte in de zorg. Hieronder informeren we over de voorlopige resultaten van de doelstelling van de studie: de betrouwbaarheid van nieuwe tests onderzoeken. Er namen 37 personen met MS deel, waarvan 22 met wandelvermoeidheid, en ook 19 personen zonder MS. 

Resultaten van de studie

We onderzochten drie nieuwe tests op betrouwbaarheid. Concreet bekeken we of de testresultaten gelijk zijn als men de test 2 keer uitvoert, maar telkens tijdens 2 opeenvolgende weken. In de zorg en revalidatie wil de arts of therapeut immers zeker zijn dat je testresultaat niet teveel schommelt in de tijd.

Wandelvermoeidheid werd berekend tijdens de uitvoering van de 6 minuten-wandeltest. Specifiek wordt een index berekend op basis van de afstand die je kan wandelen in de laatste minuut 6 ten opzicht van de eerste minuut 1. Dit omschrijven we als de ‘wandelafstand index’. Als je hierop 10% daalt, wordt dit als abnormaal beschouwd. De studie duidde aan dat deze testmethode betrouwbaar is. Wie wandelvermoeidheid toonde in week 1, toonde dit ook in week 2 en omgekeerd: wie geen wandelvermoeidheid had in week 1, had dit ook niet de week nadien. Bovendien bleek uit de studie dat de manier van stappen betrouwbaar kan gemeten worden. Bij een deel van de personen met wandelvermoeidheid waren in de laatste minuut ook veranderingen zichtbaar, zoals een bredere stapbreedte met meer zijwaartse verplaatsing van het been of minder regelmaat van stappen. Ook dit konden we accuraat en betrouwbaar meten door sensoren op de benen te plaatsen.

Cognitieve of zogenaamde mentale vermoeidheid werd berekend tijdens de uitvoering van twee tests. Werkgeheugen, informatieverwerkingssnelheid en volgehouden aandacht hebben we getest met de PASAT (paced serial attention test; hierbij moeten personen elke 3 seconden rekensommen maken gedurende drie minuten) en de SDMT (symbol digit modalities test; hierbij worden symbolen gekoppeld aan cijfers gedurende anderhalve minuut). Vermoeidheid berekenden we door de cognitieve prestatie (score) tijdens de laatste seconden te vergelijken met de cognitieve prestatie (score) in de eerste 30 seconden. Deze meetmethode bleek echter niet betrouwbaar want personen met MS, in beide deelgroepen, hadden een andere score in week 2 ten opzichte van week 1. De berekeningen van cognitieve vermoeidheid kunnen dus niet toegepast worden in het ziekenhuis. Wél was er een relatie tussen de cognitieve vermoeidheid en wandelvermoeidheid op dag 1. Het is dus nodig om verder onderzoek te doen en de meetmethoden te verfijnen.

Coördinatievermoeidheid hebben we gemeten tijdens de uitvoering van een test waarbij men gedurende 6 minuten de knie strekt en buigt, in zittende positie. Tijdens het zitten ervaart men geen evenwichtsproblemen en meet men dus zuiver de coördinatie van bewegingen die door de hersenen worden aangestuurd. We voerden berekeningen uit omtrent de grootte van kniebewegingen en het aantal tijdens 6 minuten, en brachten ook de coördinatie tussen linker- en rechterbeen (phase coordination index) in kaart. De meetmethode bleek betrouwbaar en kunnen we dus verder gebruiken in het onderzoek. De personen met MS maakten minder en kleinere pendelbewegingen ten opzichte van personen zonder MS. De coördinatie en beenbewegingen konden ze wél 6 minuten volhouden en dat duidt op een voldoende mate van aansturing van de hersenen. Vervolgonderzoek zal hersenactiviteit tijdens coördinatiebewegingen rechtstreeks meten aan de hand van fNIRS (functional near-infra spectography) methodologie. Hierbij wordt het zuurstofgebruik van de motorische hersengebieden rechtstreeks gemeten.

What’s next?

De resultaten van deze studie zullen worden gepubliceerd in (inter)nationale tijdschriften en zullen worden voorgesteld aan de medische en revalidatiecentra. Het is immers duidelijk dat sommige personen met MS steeds wandelvermoeidheid vertonen. Dit kunnen we meten en hiervoor zijn aangepaste oefenprogramma’s nodig. De revalidatiestudie met dans of evenwichtstraining pasten we reeds toe bij 14 personen met MS, maar is nog niet volledig afgerond. Deze resultaten zullen we later bekendmaken. 

Peter FEYS

Onderzoekscentrum REVAL Universiteit Hasselt

Dit onderzoeksproject werd gefinancierd door het steunfonds van MS-Liga Vlaanderen en de Koning Boudewijn Stichting (Claire Fauconnier stichting).

Project 3: Vroegtijdige microgliale biomerkers en hun voorspellende waarde voor het verdere ziekteverloop bij MS  

MS-Liga Vlaanderen selecteerde het project ‘Early microglial biomarkers for long-term progression in multiple sclerosis’ of ‘Vroegtijdige microgliale biomerkers en hun voorspellende waarde voor het verdere ziekteverloop bij MS’ in 2020 voor financiering. De studie is grotendeels afgerond en de publicatie van de onderzoeksresultaten wordt voorbereid. Hieronder vatten we de belangrijkste resultaten samen.   

Hoe en wanneer zullen beperkingen zich ontwikkelen? 

Voor personen met MS is één van de belangrijkste vragen hoe de ziekte hun leven op lange termijn zal beïnvloeden. Hoe en wanneer zullen ze beperkingen ontwikkelen en hoe zal hun levenskwaliteit veranderen? Sommige personen met MS hebben bijvoorbeeld frequent aanvallen of opflakkeringen zodat een vroege start met een agressieve behandeling noodzakelijk is om de ontwikkeling van beperkingen tegen te gaan. Andere personen met MS blijven aanvalsvrij gedurende langere periodes, zelfs zonder dat een behandeling nodig is.   

Onze onderzoeksgroep speelde een pioniersrol in het onderzoek naar welke factoren die heterogeniteit of verschillen tussen personen met MS kunnen verklaren en voorspellen. Daarvoor bestuderen we het genetisch materiaal en de gedetailleerde medische gegevens van grote groepen personen met MS. Dat is mogelijk doordat meer dan 500 Vlaamse personen met MS deelnamen aan het onderzoek in UZ Leuven.   

Biomerkers helpen verloop MS voorspellen 

In een van onze onderzoekslijnen onderzochten we eerder al met de hulp van MS-Liga Vlaanderen biomerkers (biologische merkers of testen op lichaamsmateriaal) die al heel vroeg kunnen voorspellen wie met veel opflakkeringen geconfronteerd zal worden en wie niet. In dit project onderzochten we eiwitten in het lumbaal vocht. Lumbaal vocht wordt afgenomen tijdens een lumbaalpunctie of lendenprik die vaak uitgevoerd wordt om de diagnose van MS te kunnen stellen.   

Bij een groep van 143 personen met MS vonden we dat de hoeveelheid van een bepaald eiwit op het moment van de diagnose verband houdt met het aantal opflakkeringen per jaar en dat tot 6 jaar later. De naam van dit eiwit is chitinase-1 (CHIT1) en het is een eiwit-merker voor de hoeveelheid en de activiteit van de microglia. Microglia komt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘kleine cellen die de lijm vormen tussen de andere hersencellen’. Die microglia doen echter veel meer dan alleen maar lijm of steun vormen. Het zijn ook de cellen van het immuunsysteem in de hersenen die in normale omstandigheden nuttig zijn door het opruimen van schade. Anderzijds kunnen ze, wanneer ze te hard werken, ook zelf schade toebrengen aan de myelinelaag.   

We stellen vast dat microglia die al heel vroeg in de ziekte heel actief zijn, wijzen op een actieve ziekte met veel te verwachten opflakkeringen de volgende jaren. We zien deze verbanden in grote groepen personen met MS, maar weten nog niet of deze voorspellende waarde ook van toepassing is op een individuele persoon met MS.   

Welke factoren dragen bij tot progressie, beperkingen en opflakkeringen? 

In een recente vervolgstudie, opnieuw dankzij steun van MS-Liga Vlaanderen, bestuderen we bijkomende merkers (zowel genetisch als biologisch) die een invloed hebben op progressie van de ziekte en dit gedurende het ziekteverloop op langere termijn en niet beperkt tot één tijdspunt. Hiervoor is de ontwikkeling en toepassing van nieuwe statistische methoden en algoritmes van artificiële intelligentie nodig om de verschillen tussen MS-patiënten te onderzoeken. Deze verfijnde wiskundige modellen zijn nodig om het grote aantal beschikbare data te integreren en zicht te krijgen op hoe biologische en genetische factoren vanaf de diagnose een invloed hebben op het ziekteverloop op langere termijn. We bestuderen welke factoren bijdragen tot progressie, functionele beperkingen en opflakkeringen van de ziekte.   

Door biomerkers op het tijdspunt van de diagnose te identificeren, helpen we artsen bij de keuze van de behandeling, wie deze nodig heeft en wanneer deze het best voorgeschreven wordt. Dit toont de weg naar gepersonaliseerde of precisiegeneeskunde, zoals deze in andere domeinen, zoals kanker, reeds in de dagelijkse klinische zorg wordt toegepast. Het ultieme doel van dit onderzoek is therapeutische doelwitten identificeren, zodat de progressie van de ziekte kan worden vertraagd of zelfs gestopt.   

De waarde van dit project, gesteund door MS-Liga Vlaanderen, blijkt ook uit de toekenning van de Monique Blom-de Wagt Grant aan dr. Sinéad Moylett, een van de onderzoekers van ons laboratorium, die bijdraagt aan de ontwikkeling van de statistische modellen.   

Prof. An GORIS  

Laboratorium voor Neuroimmunologie, Departement Neurowetenschappen, KU Leuven

Wil je helpen?

Samen stuwen we wetenschappelijk onderzoek vooruit. Jouw mening en medewerking is voor onderzoekers en studenten erg waardevol. Je kan het onderzoek ook steunen door een gift of inzamelactie.

De wetenschappelijke adviescommissie is samengesteld uit een vertegenwoordiger van iedere Nederlandstalige universiteit (Antwerpen, Brussel, Hasselt, Leuven, Gent) en een vertegenwoordiger van de leden van de Chronische Conventie (het Nationaal MS Centrum te Melsbroek, Noorderhart te Pelt, AZ Kina te Brasschaat, en AZ Alma te Eeklo), evenals van de faculteit revalidatiewetenschappen van U-Hasselt.